Een overeenkomst die sinds 1997 voor alle EU-lidstaten bindend is (met hervormingen in 2005 en 2011) en betrekking heeft op de uitvoering van de bepalingen van het Verdrag van Maastricht inzake de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van de lidstaten, voornamelijk door de overheidsschuld en het overheidstekort op een aanvaardbaar niveau te houden.
Het thans geldende pact omvat een preventief deel, een tweede corrigerend deel en, sinds de inwerkingtreding van de ‘six-pack’, een derde deel ter voorkoming en correctie van macro-economische onevenwichtigheden. In het preventieve deel is een ex ante controlemechanisme opgenomen, in het corrigerende deel wordt de procedure gespecificeerd die moet worden toegepast wanneer de referentiedrempels daadwerkelijk worden overschreden. Het derde deel valt buiten het kader van de budgettaire beperking in strikte zin.
Naast deze drie delen wordt met het herziene SGP een eerste stap gezet in de richting van de standaardisering van nationale begrotingskaders door onder meer te bepalen dat de lidstaten onafhankelijke begrotingsinstellingen moeten oprichten, over nationale begrotingsregels moeten beschikken en meerjarige, op regels gebaseerde begrotingskaders moeten invoeren. De staten blijven echter vrij in de precieze wijze waarop zij hun nationale begrotingsregels vaststellen.
Wat het preventieve deel betreft, verplicht het SGP de leden van de eurozone om jaarlijks een stabiliteitsprogramma in te dienen. Het programma moet onder meer een nationale middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (maximaal structureel tekort van 1% van het bbp) en de weg daarheen bevatten, alsook de verwachte ontwikkeling van het tekort en de schuldquote en een beschrijving van de maatregelen die zullen worden uitgevoerd om aan het programma te voldoen. De Raad is, in partnerschap met de Commissie, verantwoordelijk voor de beoordeling van het ingediende programma en, in voorkomend geval, voor het toezicht op de uitvoering ervan. In dit verband besteedt hij bijzondere aandacht aan bepaalde criteria, zoals de jaarlijkse verbetering van het begrotingssaldo of het groeipercentage van de uitgaven. Bij een aanzienlijke afwijking van het aangekondigde aanpassingstraject voorziet het mechanisme in de inleiding van een sanctieprocedure tegen de betrokken staat. Deze procedure kan resulteren in de verplichting om een deposito van maximaal 0,2% van het bbp te storten.
Het corrigerende deel specificeert hoe het bestaan van buitensporige tekorten moet worden beoordeeld en beschrijft de procedure die moet worden toegepast in geval van niet-naleving. In dit deel worden de afwijkingsclausules nauwkeuriger beschreven. Zo wordt een tekort van meer dan 3% van het bbp getolereerd voor zover dit het gevolg is van een “negatieve jaarlijkse groei van het bbp” of “een langdurige periode van zeer lage jaarlijkse groei in verhouding tot de potentiële groei”. Evenzo wordt een schuldquote van meer dan 60% van het bbp aanvaard “indien de afwijking van de referentiewaarde de voorbije drie jaar met gemiddeld een twintigste per jaar (…) is verminderd”.
Bij een daadwerkelijk buitensporig tekort voorziet het corrigerend deel van het SGP in termijnen en sancties. In een dergelijke situatie wordt een lid van de eurozone eerst gedwongen een niet-rentedragend deposito te storten (maximaal 2% van zijn bbp). Indien geen corrigerende maatregelen worden genomen, kan het deposito worden omgezet in een boete.
Vade Mecum on the Stability & Growth Pact
« Back to Glossary Index